Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·pen·drift
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schapendrift -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de schapendriftv / m

  1. weg met bermen waarlangs schapen kunnen weiden
    • hij woont nog steeds op de schapendrift 

Gangbaarheid