• scha·duw af
vervoeging van
afschaduwen

schaduw (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschaduwen
    • Ik schaduw af. 
  2. gebiedende wijs van afschaduwen
    • Schaduw af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschaduwen
    • Schaduw je af?