Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaaps·stal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schaapsstal schaapsstallen
verkleinwoord schaapsstalletje schaapsstalletjes

Zelfstandig naamwoord

de schaapsstalm

  1. (landbouw) stal voor schapen
    • Regelmatig hield hij thuis vasten of stond hij midden in de nacht op om zijn gebeden te verrichten. Om de mensen van de boerderij niet te laten merken hoeveel tranen hij daarbij stortte, verborg hij zich in de schaapsstal.[1]. 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen