Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaam·te·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schaamteloosheid schaamteloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schaamteloosheidv

  1. het schaamteloos zijn
    • De schaamteloosheid van de toneelspeler was de oorzaak van zijn ondergang. 
Synoniemen
  1. schadelijkheid, losbandigheid, loszinningheid

Gangbaarheid