scapulier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sca·pu·lier
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schouderkleed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scapulier | scapulieren scapuliers |
verkleinwoord | scapuliertje | scapuliertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) (kleding) een schouderkleed, door leden van de oudere religieuze orden op borst en rug over het habijt gedragen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord scapulier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scapulier" herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "scapulier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ scapulier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be