Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·vooie·kool
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord savooiekool savooiekolen
verkleinwoord savooiekooltje savooiekooltjes

Zelfstandig naamwoord

de savooiekoolv / m

  1. (bloemplanten) een van de oudste koolsoorten Brassica oleracea convar. capitata var. sabauda  
  2. (groente) (gebobbelde) bladeren van de kool Brassica oleracea convar. capitata var. sabauda  , voornamelijk beschikbaar in de winter
    (wikidata: savooiekool  )
    (wikidata: savooiekool  )
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen