Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sak·kers
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen sakkers
verbogen sakkerse

Bijvoeglijk naamwoord

sakkers

  1. (scheldwoord) verwensing wijzend op afschuw
    • Hij is een sakkerse hufter  

Gangbaarheid

21 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen