rustkamer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rust·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rustkamer | rustkamers |
verkleinwoord | rustkamertje | rustkamertjes |
Zelfstandig naamwoord
- ruimte in een gebouw waar men kan uitrusten
- ▸ De gravin had van alle drukte en het lawaai hoofdpijn gekregen en lag in de nieuwe rustkamer met een azijncompres op haar hoofd.[2]
- ▸ Vorig jaar zomer ging Paula in gesprek met de gemeente waarna het balletje aan het rollen kwam. Het gebouw is inmiddels uit de grond verrezen. Momenteel worden de ruimtes afgewerkte en ingericht. Paula: ,,Er komen twee huiskamers met twee keukens en een rustkamer.[3]
- (verouderd) vertrek waar men wapens bewaart als men ze niet gebruikt
Synoniemen
- [2] wapenkamer, wapenmagazijn
Vertalingen
1. ruimte in een gebouw waar men kan uitrusten
Gangbaarheid
- Het woord rustkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Erve Harmelink in Fleringen: iedereen moet zich goed voelen” (08-12-2017), Tubantia