rukte af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ruk·te af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afrukken |
rukte af
- enkelvoud verleden tijd van afrukken
- Ik rukte af.
- Jij rukte af.
- Hij, zij, het rukte af.
- Ik rukte af.
Gangbaarheid
- Het woord rukte af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.