rouwden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rouwden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrɑuwdə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈrʌʊβ̞də(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈrʌːβ̞də(n)/
Woordafbreking
- rouw·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rouwen |
rouwden
- meervoud verleden tijd van rouwen
- Wij rouwden.
- Jullie rouwden.
- Zij rouwden.
- Wij rouwden.