rotshol
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rots·hol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rotshol | rotsholen |
verkleinwoord | rotsholletje | rotsholletjes |
Zelfstandig naamwoord
de rotshol m
- overdekte ruimte in een berg
- ▸ De Zaligmaker, „welke is Christus, de Heere”, laat Zich alles welgevallen. Hij wordt gebaard, wordt in windselen gekleed, wordt neergelegd in een stal voor de dieren, in een rotshol voor het vee misschien, of een schaapskooi, zoals ook wel wordt verondersteld.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'rotshol' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rotshol" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jan van ’t Hul“Gods Zoon, in doeken gewonden” (25-12-2012), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be