Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rot·mof
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rotmof rotmoffen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de rotmofm

  1. (scheldwoord) sterke verwensing naar iemand met de Duitse nationaliteit
    • Vuile rotmof! 

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen