roter
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- ro·ter
Bijvoeglijk naamwoord
roter
- enkelvoud overtreffende trap van rot
Schrijfwijzen
Bijvoeglijk naamwoord
roter
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief mannelijk enkelvoud van rot
roter
roter
roter
Bijvoeglijk naamwoord
roter
- onbepaald nominatief mannelijk enkelvoud van rot
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Ontwikkeld uit Volkslatijn ruptare “oprispen”, uit klassiek Latijn ructare, deelwoord ructum (met -p- uit ruptum, deelw. van rumpere “uitbreken, openbarsten” ). [1]
Werkwoord
roter