rooster

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  rooster    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈrostər/

Woordafbreking

• roos·ter

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘raamwerk’ voor het eerst aangetroffen in 1240
• Naamwoord van handeling van roosten met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	rooster	roosters
verkleinwoord	roostertje	roostertjes

Zelfstandig naamwoord

[A] het rooster m/o

1. object bestaande uit een maasstructuur

   • Het rooster op de pan voorkomt spatten. 

2. toestel om te roosteren
3. (kristallografie) een structuur met translatiesymmetrie, gewoonlijk in drie dimensies

Synoniemen

• afrastering, hek, traliehek

Zelfstandig naamwoord

[B] het rooster o

1. een schema waarop aangegeven staat wat er op een bepaalde tijd gebeuren moet

Hyponiemen

   

aanslagrooster afdekrooster antwoordrooster atoomrooster barbecuerooster braadrooster broodrooster buckyrooster collegerooster continurooster corveerooster dagrooster dienstrooster examenrooster ionenrooster jaarrooster keerrooster kerkrooster koeienrooster kristalrooster lesrooster lessenrooster luchtrooster metaalrooster moleculerooster radiatorrooster ruimterooster schermrooster schoonmaakrooster slooprooster spijltjesrooster stagerooster stuurrooster tentamenrooster toetsrooster toezichtrooster toezichtsrooster tropenrooster uurrooster vakantierooster veerooster ventilatierooster verluchtingsrooster weekrooster werkrooster wildrooster

Afgeleide begrippen

   

roosterdipper roosteren roosterenergie roosterfundering roosterhout roosterkozijn roostermaker roosterpunt roostertechnisch roostervissen roostervloer roostervormig roostervrij roosterwerk roosterwijziging

Vertalingen

    A1. object bestaande uit een   

Engels: grid (en)

Spaans: enrejado (es) m, reja (es) v

    A2. toestel om te roosteren   

Engels: grill (en)

    A3. een structuur met translatiesymmetrie, gewoonlijk in drie dimensies   

Afrikaans: tralie (af) Engels: lattice (en)

Russisch: решётка (ru) v

    B een schema waarop aangegeven...   

Engels: schedule (en), time-table (en)

Spaans: horario (es) m

Werkwoord

vervoeging van
roosteren

rooster

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roosteren
   

   • Ik rooster. 

2. gebiedende wijs van roosteren
   

   • Rooster! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roosteren
   

   • Rooster je? 

Gangbaarheid

• Het woord rooster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rooster" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  rooster (VS)    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈruːstə(r)/

enkelvoud	meervoud
rooster	roosters

Zelfstandig naamwoord

rooster

1. (dierkunde) haan

Synoniemen

• cock