rookten pijp
- Geluid: rookten pijp (hulp, bestand)
- IPA: / ˈroktə(n) ˈpɛip / (3 lettergrepen)
- rook·ten pijp
- uit rookten (werkwoord) en pijp (zelfstandig naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
pijproken |
rookten (…) pijp
- meervoud verleden tijd van pijproken
- Wij rookten pijp.
- Jullie rookten pijp.
- Zij rookten pijp.
- We lieten onze haren lang groeien. We rookten pijp en waren er rotsvast van overtuigd dat slappe deukhoeden en losse strikdassen de beste bewijzen waren van onze literaire aanleg. [1]
- Wij rookten pijp.
- Het woord 'rookten pijp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Delen, A."Schooljaren met Willem Elsschot" in: De Gids. jrg. 120 deel 2 (najaar 1957) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 11; geraadpleegd 2018-10-17