rooier
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rooier (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrojər / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈro̝jər/
Woordafbreking
- rooi·er
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van roder met wegvallen van de [d]-klank. Tussen de [o] en de [ə] spreekt men automatisch een [j] uit, in schrift weergegeven met een «i». De [o] wordt voor een «i» weergegeven als «oo».
Bijvoeglijk naamwoord
rooier
- alternatieve, onofficiële spelling van roder
rooier
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van rood
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van rooien met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rooier | rooiers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (landbouw) iemand die rooit
- werktuig waarmee men kan rooien
Hyponiemen
- aardappelrooier, bietenrooier, bollenrooier, boomrooier, pijpenrooier, stompenrooier, verzamelrooier, voorraadrooier
Gangbaarheid
- Het woord rooier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rooier" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be