Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roof·dier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roofdier roofdieren
verkleinwoord roofdiertje roofdiertjes

Zelfstandig naamwoord

het roofdiero

  1. (dierkunde) dier dat zijn prooi bejaagt en doodt
    1. aanduiding voor zoogdier uit de orde Carnivora  
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen