Nederlands

 
rondsel
Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rondsel rondsels
verkleinwoord rondseltje rondseltjes

Zelfstandig naamwoord

het rondselo

  1. klein tandrad dat in een groter tandwiel grijpt
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen