rompslomp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- romp·slomp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rompslomp | |
verkleinwoord | rompslompje | rompslompjes |
Zelfstandig naamwoord
- hinderlijke, vervelende drukte die nergens voor nodig is
- Bedrijven in Nederland betalen vandaag 15 procent belasting over het dividend dat zij uitkeren aan hun aandeelhouders. De dividendontvanger kan het ingehouden bedrag vervolgens verrekenen met zijn belastingaanslag. Wat voor Nederlandse bedrijven heel wat rompslomp met zich meebracht. [4]
- Opa Hennie is in elk geval opgelucht dat de boete van tafel is. [voor het wildplassen van zijn 2 jarige kleinzoon] "Grandioos! Dit scheelt ons een heleboel rompslomp want we hadden er zeker een zaak van gemaakt als de politie vast had gehouden aan deze boete."[5]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord rompslomp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rompslomp" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ "rompslomp" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rompslomp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 9 oktober 2017 door Nico Tanghe
- ↑ Tubantia Arno Heesakkers/BD 26 september 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be