rommelkamer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rommelkamer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rom·mel·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rommelkamer | rommelkamers |
verkleinwoord | rommelkamertje | rommelkamertjes |
Zelfstandig naamwoord
- een vertrek waarin veel waardeloze spullen staan
- ▸ Nu is het juist andersom: nu zitten de ouders in de rommelkamer en de kinderen op de bel-etage.[2]
- ▸ ,,Ik woon samen met mijn vrouw in een appartement van 66 vierkante meter, met één slaapkamer en een rommelkamer waar mijn racefiets en mountainbike in staan. We zijn allebei met pensioen, dus veel thuis. We hebben wel onderburen, maar boven ons zit niets. Het huis is van een wooncorporatie. Bij een storm twee jaar geleden vloog het dak eraf. Dat is vervangen door een goed geïsoleerd dak. We hebben geen gasketel, maar stadsverwarming van Eneco.”[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. vertrek waarin men niet al te waardevolle goederen opslaat maar waarin men niet woont
Gangbaarheid
- Het woord rommelkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron Stefan ten Teije“Ad (67): ‘Ik betaal weinig aan energie, de verwarming staat nooit aan’” (21-12-2020), Tubantia