Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rog roggen
verkleinwoord roggetje
rogje
roggetjes
rogjes

Zelfstandig naamwoord

de rogm

  1. (kraakbeenvissen) benaming voor brede, platte vissen met een smalle staart uit de superorde Rajomorphii  
    • Kinderen verbazen zich vaak over de platte vorm van een rog. 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen