Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roep·toe·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roeptoeter roeptoeters
verkleinwoord roeptoetertje roeptoetertjes

Zelfstandig naamwoord

de roeptoeterm

  1. (schertsend) megafoon
  2. iemand die er lustig en druk op los praat met de bedoeling anderen te overtreffen, zonder al te zeer te worden geremd door vakkennis, waarbij de kwaliteit van de mededelingen ondergeschikt is aan het volume
Vertalingen
   1. zie: megafoon   

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen