roeping
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- roe·ping
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van roepen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roeping | roepingen |
verkleinwoord | roepinkje | roepinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de roeping v
- een taak waarvoor een persoon zich verplicht voelt, vaak met religieuze invloed
- De roeping van moeder Theresa was er al op jonge leeftijd.
Vertalingen
1. een taak waarvoor een persoon zich verplicht voelt, vaak met religieuze invloed
Gangbaarheid
- Het woord roeping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "roeping" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be