risicogemeente
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ri·si·co·ge·meen·te
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van risico en gemeente [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | risicogemeente | risicogemeenten risicogemeentes |
verkleinwoord | risicogemeentetje | risicogemeentetjes |
Zelfstandig naamwoord
de risicogemeente v
- (politiek) gemeente waar de burgers een bepaald risico lopen bijv. t.a.v. hun veiligheid
Gangbaarheid
- Het woord 'risicogemeente' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.