Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ring·hoorn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ringhoorn ringhoorns
verkleinwoord ringhoorntje ringhoorntjes

Zelfstandig naamwoord

de ringhoornm

  1. (techniek) (gereedschap) kegelvormig hulpstuk dat op een aambeeld wordt geplaatst om daaromheen een oog te smeden
    • De smid smeedde aan de staaf nog een ring met behulp van de ringhoorn . 
Hyperoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid