rik
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rik
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rikken |
rik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rikken
- Ik rik.
- gebiedende wijs van rikken
- Rik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rikken
- Rik je?
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord rik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Noord-Fries
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Oudfriese rīke
Bijvoeglijk naamwoord
rik
Schots
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Noodmiddelengelse rike
Bijvoeglijk naamwoord
rik
- rijk; veel geld en/of eigendommen hebbend
Zelfstandig naamwoord
rik
West-Vlaams
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Middelnederlandse ricke
Zelfstandig naamwoord
rik
Schrijfwijzen
Zeeuws
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Middelnederlandse ricke
Zelfstandig naamwoord
rik
Zweeds
Bijvoeglijk naamwoord
rik