Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rij·ke·luis·kind
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijkeluiskind rijkeluiskinderen
verkleinwoord rijkeluiskindje rijkeluiskindjes

Zelfstandig naamwoord

het rijkeluiskindo

  1. (pejoratief), (maatschappij) kind uit een rijke familie
    • Ze had hem in het begin een echt rijkeluiskind gevonden, iemand die zijn talent en zijn positie min of meer bij zijn geboorte had meegekregen.[1] 
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen