Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijdt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanrijden

rijdt aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrijden
    • Jij rijdt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrijden
    • Hij rijdt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanrijden
    • Rijdt aan! 


Gangbaarheid