retor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | retor | retoren retors |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de retor m
- redenaar
- in de oudheid een leraar in de welsprekendheid
- bombastisch, hol spreker of dichter
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord retor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "retor" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be