Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·nom·meert

Werkwoord

vervoeging van
renommeren

renommeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van renommeren
    • Jij renommeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van renommeren
    • Hij renommeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van renommeren
    • Renommeert! 

Gangbaarheid