renommeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·nom·meer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
renommeren |
renommeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van renommeren
- Ik renommeer.
- gebiedende wijs van renommeren
- Renommeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van renommeren
- Renommeer je?
Gangbaarheid
- Het woord renommeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.