Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rem·ka·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord remkabel remkabels
verkleinwoord remkabeltje remkabeltjes

Zelfstandig naamwoord

de remkabelm

  1. Een meestal stalen kabel om een rem te kunnen bedienen.
    • Als men de remkabel loslaat loopt het wiel weer vrij. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be