Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reis·schaam·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reisschaamte
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de reisschaamtev

  1. de schaamte die mensen voelen als ze (verre) reizen maken omdat het slecht is voor het milieu

Gangbaarheid