Nederlands

 
Visser in regenpak
Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gen·pak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regenpak regenpakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het regenpako

  1. een pak bestaande uit waterdichte jas met capuchon en broek dat beschermt tegen de regen
    • Op de fiets draag ik een regenpak als ik denk dat het zou kunnen gaan regenen. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be