Nederlands

 
refractor
Uitspraak
Woordafbreking
  • re·frac·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord refractor refractors
refractoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de refractorm

  1. telescoop of verrekijker met lenzen
  2. (medisch) instrument om oogmetingen te verrichten, bijvoorbeeld ten behoeve van een brilrecept
    •  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen