Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·de·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord redelijkheid redelijkheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de redelijkheidv

  1. het redelijk zijn, het gebruik maken van de rede
  2. rechtvaardigheid
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen