Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • recht·vaar·dig·de

Werkwoord

vervoeging van
rechtvaardigen

rechtvaardigde

  1. enkelvoud verleden tijd van rechtvaardigen
    • Ik rechtvaardigde. 
    • Jij rechtvaardigde. 
    • Hij, zij, het rechtvaardigde.