Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cher·che
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord recherche recherches
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

recherche v / m [2]

  1. een afdeling van de politie die als taak heeft misdrijven op te lossen
  2. de naspeuring van ongeoorloofde handelingen, het rechercheren
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Werkwoord

vervoeging van
rechercher

recherche

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van rechercher
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van rechercher
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van rechercher