Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cep·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontvangst’ voor het eerst aangetroffen in 1517 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord receptie recepties
verkleinwoord receptietje receptietjes

Zelfstandig naamwoord

de receptiev ontvangst:

  1. een gelegenheid waarbij gasten ontvangen worden naar aanleiding van een huwelijk, jubileum, pensionering e.d.
    • De receptie werd druk bezocht. 
  2. een plaats waar iemand binnenkomende gasten of klanten ontvangt
    • Weet u waar de receptie van die hotel zich bevindt? 
     Bij de receptie haalde ik meteen mijn langverwachte resupplydoos op.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen