recapitulatie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·ca·pi·tu·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van recapituleren met het achtervoegsel -atie[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recapitulatie | recapitulaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de recapitulatie v
- het recapituleren, (kort samenvatten van de inhoud)
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord recapitulatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "recapitulatie" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be