Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rasp·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord raspsel raspsels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het raspselo

  1. het spul dat ontstaat bij het raspen equivalent aan het zaagsel bij het zagen; dit kan eetbaar zijn zoals citroenrasp, soms gebruikt voor kleurstof (zie rasphuis)
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen