randdebiel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: randdebiel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rand·de·biel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rand en debiel [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | randdebiel | randdebielen |
verkleinwoord | randdebieltje | randdebieltjes |
Zelfstandig naamwoord
de randdebiel m
- (scheldwoord) marginale imbeciel, gek, dwaas
- Als je de fans van het Nederlandse elftal ziet, zou je denken dat je te maken hebt met een stel randdebielen terwijl er misschien zelfs een professor tussen zit.
Gangbaarheid
- Het woord randdebiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.