radicaliseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ra·di·ca·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse radicaliser (met het achtervoegsel -alis) met het achtervoegsel -iseren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
radicaliseren |
radicaliseerde |
geradicaliseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
radicaliseren [2]
- (politiek) (religie) onovergankelijk radicaal of radicaler worden
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord radicaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.