Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • raap op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
oprapen

raap op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oprapen
    • Ik raap op. 
  2. gebiedende wijs van oprapen
    • Raap op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oprapen
    • Raap je op? 


Gangbaarheid