• quo·ti·seert
vervoeging van
quotiseren

quotiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van quotiseren
    • Jij quotiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van quotiseren
    • Hij quotiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van quotiseren
    • Quotiseert!