Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • quo·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
quotiseren

quotiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van quotiseren
    • Ik quotiseer. 
  2. gebiedende wijs van quotiseren
    • Quotiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van quotiseren
    • Quotiseer je?