quadrilleren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- qua·dril·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse quadriller (met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
quadrilleren |
quadrilleerde |
gequadrilleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
quadrilleren
- inergatief een quadrille dansen
- Toen ik thuis was, was hij bezig met quadrilleren.
- inergatief het quadrillespel spelen
- Wij waren bezig met quadrilleren.
- Het aanbrengen van een ruitvorm (bijv. op een gerecht), iets in ruiten verdelen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een quadrille dansen
2. het quadrillespel spelen
Gangbaarheid
- Het woord quadrilleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.