Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • punt·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord punthoofd punthoofden
verkleinwoord punthoofdje punthoofdjes

Zelfstandig naamwoord

het punthoofdo

  1. (anatomie) hoofdvorm die men verkrijgt indien men te lang onderworpen is aan stress (vooral door kleine kinderen)
    • Hou nou eens je waffel, ik krijg nog een punthoofd van je! 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen