Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • puin·rui·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
puinruimen
ruimde puin
puingeruimd
zwak -d volledig

Werkwoord

puinruimen

  1. inergatief een einde trachten te maken aan een verwarde, ontredderde toestand
    • Daarna kon het nieuwe kabinet beginnen om puin te ruimen. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid