proviandeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·vi·an·deer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
provianderen |
proviandeerde
- enkelvoud verleden tijd van provianderen
- Ik proviandeerde.
- Jij proviandeerde.
- Hij, zij, het proviandeerde.
- Ik proviandeerde.